Jean-Paul Tannacher

Cool, het is één over acht 's avonds en het is een prima tijd om deze blog voor de vierde keer te schrijven. drie keer is het om verscheidene redenen mislukt, heb ik de hele boel opgeschreven en ben ik het weer kwijt geraakt, maar vier keer is scheepsrecht. Ik ga het weer helemaal vanaf het begin doen, ongeer een week terug, en laat de hele film weer opnieuw in mijn hoofd afspelen.
   Ik weet nog dat ik wakker werd met het geluid van regendruppels op het tentdoek en een boel vocht overal. Het was zelfs zo vochtig dat er een plas water in mijn tent lag, een grote plas water. Het was een enorme plas water en voor mijn gevoel was de plas water zo groot dat mijn luchtbed aan het drijven was. Shit, dacht ik, mijn telefoon! Zo snel ik kon greep ik mijn telefoon vast en maakte het scherm droog met mijn handdoek en drukte het aan. Hij deed het nog! riep ik uit opwinding, maar ik was vergeten af te kloppen, want na het schrijven dat ik in een natte tent wakker ben geworden, vloog het beeldscherm op geel en direct daarna op zwart. Ik probeerde alles om het beeldscherm weer op blauw te krijgen, maar de knoppen die ik indrukte deden niets, enkel een trilling. 
Ik begin te zweten op het moment en het schrijven loopt zoals het loopt, maar rennen doet het niet.
Het zat tegen, mijn telefoon was kapot, de enige vorm van sociaal contact dat ik nog had. Het was een klote ochtend met alleen maar regen en kou. Desondanks probeerde ik nog even verder te slapen en werd ik op een bepaalde tijd weer wakker. Ik had fantastische dromen, in tegenstelling tot de werkelijkheid. Ik droomde over een avond met Andrea, Chillina, Achim en Nina, dat we aan tafel zaten en dat alles goed was en we lachten en.. ik was weer wakker, weer met hetzelfde geluid als een paar uur ervoor. Ik opende de tent en keek naar buiten, waar de donkergrijze wolken in hoge snelheid door de bergbomen spookten. De hele tent werd bedekt door wolken en ik wist dat er maar een ding op zat: schouders er onder en doorgaan. Ik wilde die dag Le Honeck bereiken, een uitkijkpunt op de top van een berg. Het lag ergens in het westen, en ik moest het doen zonder telefoon, enkel een kompas had ik om de richting mee te bepalen, maar het moest te doen zijn.
Ik pakte mijn tas in, die zwaarder was dan gisteren, en ik denk dat het te maken had met de hoeveelheid water in mijn handdoek en de tent, en zette de eerste stappen. Dit waren zware stappen, vooral toen het pad recht omhoog wees, veertig graden zonder slingerbochten, gewoon recht omhoog de berg op. Het regende en de grond voelde als een spons; het was wel een kilometer of twee met alles nat nat nat. Niet veel beter werd het toen het pad doodliep en ik door het bos verder moest; de takken, het blad en de zwerfkeien die naar beneden rolden wanneer je er op stapte.
Ik dacht veel aan de dromen die ik die ochtend had, dat alles goed was en dat het gezellig was met de mensen waarmee ik was. Ik had dezelfde dromen als toen het net uit ging met mijn ex; het was meer een verlangen naar een fijne ervaring; het verschil tussen de droomwereld en de echte wereld was enorm en ik wilde terug kruipen de droomwereld in. Maar deze wereld was echt en er was weer een berg die beklommen moest worden. Via de skipiste en een mountainbike pad klom ik omhoog. Een mountainbiker die naar beneden ging zei: 'Bonjour' en verdween weer. Ik had geen tijd om bonjour terug te zeggen, zo snel ging hij. Dit was het enige sociale contact dat ik had, na drie uur gewandeld te hebben.
   Deze berg was hoger dan de vorige berg en in de verte zag ik de bergtop, maar toen ik eindelijk boven kwam, lag er weer een berg achter. De vegetatie was ondertussen veranderd naar gras waar koeien met grote bellen op liepen. Dit wekte een fijn gevoel bij me op, een oostenrijk gevoel. En toen ik omhoog keek, zag ik de echte bergtop en het restaurant er op. Het was een prachtige omgeving; aan de rechterkant liep een rots negentig graden naar beneden; een ravijn van, naar mijn gevoel een kilometer diep. Als je daar vanaf sprong, hing je wel een minuut lang in de lucht. En vlak daarvoor, ongeveer een meter, zat iemand in de kleermakerszit te mediteren. Het gebied was heuvelachtig en er groeide hoog gras, door de harde wind naar rechts gekamd. Ik stopte even en voelde het gras. Het was als een bed zo zacht en fijn voelde het aan. In het dal stonden weer bomen, maar die rots naar beneden, ik krijg er spontaan hoogtevrees van.
   Zwetend, met de wind van de zeikant kwam ik op de top aan. Het was echt fantastisch op het restaurant na. Vanaf de top, kon je naar de afgrond lopen en er overheen kijken en, gek genoeg zag ik een heel smal weggetje lopen, een weggetje die zigzagde naar beneden, regelrecht de afgrond in. Ik at een salade, patat en een worst, die ik met moeite weg kreeg, en nam de duik de afgrond in. Het was een fantastisch weggetje en werd alleen maar mooier toen ik bij een poort van begroeiing aan kwam met daar achter een meer. het was als een sprookje; een bergwand met dikke dennenbomen aan de overkant en mensen die aan het vissen waren en hun vis zelf opbakten op een vuurtje. Er was een soort schiereilandje met een boom er op en een opgezet tentje er naast en daar achter een enorme puimwaaier, een echte, niet uit het aardrijkskunde boek maar een echte, een enorme, een grote naar beneden gemieterde stenenbende die het meer in lag. Ik ging op een rots zitten en begon ukulele te spelen over het meer heen. Ik speelde over the rainbow en... voor even hield ik het niet meer en kwam er een gevoel in mijn keel op; het kneep samen en ik dacht aan mijn moeder. Mijn borst begon op en neer te gaan en ik kon niet anders dan huilen. Ik had nul sociaal contact en had er niet eens zin in. Ik voelde me eenzaam met allemaal tentjes en mensen om me heen. Mijn hart schreeuwde: zet hier je tent op zet hier je tent op. En gelukkig luisterde ik. Ik zette mijn tent op en nam vanaf de rots een duik in het diepe, zwarte kraakheldere water. Het was heerlijk water, warm en toch verfrissend. Ik zwom naar de overkant, gewoon om te checken en wenste de groep Nederlanders een goeie 'bon apetite' en zwom naar het schiereiland, waar een Frans koppel hun vuurtje aan probeerde te maken met vuurstenen. Dit was een hoop gepriegel en ik zag ze met zijn tweeen om het hout heen zitten om de wind af te schermem. Het waren leuke mensen, mooie mensen waar ik de hele avond mee heb zitten lullen en lachen. Het was echt heerlijk om even afgeleid te zijn van mezelf en gewoon even te lachen met ze. Het voelde als een knuffel na het stoten van mijn teen. We hebben met onze handen vis proberen te vangen en grappen gemaakt en naar muziek geluisterd. We hielden van dezelfde muziek. 'Do you know that David Gilmour did not pay anyting to the French train company.' begon Adrian. Zijn vrouw heette Julie. 'They gave him the tune of the french train speaker for free because they didn't know who David Gilmour was. But his song was listened to for over ten million times on youtube and spotify. It's crazy, so amateuristic. And, how can you not know David Gilmour?'
'Yeah, that's crazy.' zei ik.
'Oh and Freek, have you met Damian?' vroeg Adrian.
'Damian?'
'Yeah, a guy with a big stick with a glowing rock on it. He has an enormous beard and long hair and he is walking around in the forest for seven years now.'
'Waauw, how did you meet him?'
'He came to us in the dark, shining his flashlight on us. "Polizei. Party is over" he said. We were like shit, I'm so sorry, but when it turned out being him, we were like whut? He is a nomad and he told us that humen are not made to stay at the same place for a long time and that wee need to be moving all the time. For us he was an inspiration.'
Ik luisterde.
'You want to smoke some weed?' vroeg hij.
'Oui, c'est sure!'
Op een creatieve manier hebben we dit opgelost omdat we geen ander gerei hadden. We hebben een naaldje door een kartonnetje gedaan en de top op het naaldje geprikt. Hier hebben we een glas overheen gedaan en de boel aangestoken. Zo bleef de rook in het glas en brandde het kartonnetje niet door. Credits voor dit idee naar Ruud Knaapen ;).
De volgende ochtend heb ik een duik genomen en zijn we samen verder gaan lopen. Alles ging bergafwaards en voor mezelf had ik al een plan gemaakt. Ik wilde zo snel mogelijk in Colmar komen om mijn telefoon te repareren, maar toen ik bij een cafeetje aan kwam en hoorde dat het zondag was en alle winkels dicht waren, zakte de moed me in de schoenen. Snel moest ik een ander idee verzinnen om niet te vervallen in een leegte. Ik verzon dat ik wilde gaan werken op een wijngaard om druiven te plukken, want ik was toch in de buurt. Vanaf Metzeral nam ik een lift naar het ooste. Ik zat bij een man in die lulde alleen maar dat hij zo'n fan was van het Nederlands elftal en hij begon alle spelers op te noemen. Ik lette niet op en zat te peinzen over mijn situatie. Ik was onzeker of ik wel werk zou krijgen en of ik het allemaal wel aan kon. Ik had het niet erg gevonden om naar huis te gaan op dat moment, maar wist ook dat het me geen zelfvertrouwen zou geven om naar huis te gaan. Ik was ook helemaal niet bij de les en werd gedropt bij een dorpje dat Turkheim heette. Hier zette hij me er uit. Ik pakte mijn tas en liep het eerste beste cafeetje binnen om te vragen of er ergens wijngaarden waren om op te werken. Maar toen ik mijn boekje wilde pakken om het Franse woord voor 'druif' op te zoeken, kwam er een vreselijk moment, de volgende tegenvaller. Direct wist ik waar mijn boekje lag, bij die gast in de auto. Waardeloos. Weer stonden de tranen me in de ogen.
'What do you want?' vroeg de barman.
Als ik hem op dat moment de waarheid had verteld wat ik wilde, was ik waarschijnlijk een nacht in de cel beland, dus vertelde ik hem dat ik weg wilde. Ik wist helemaal niet meer wat ik wilde en kon niets anders dan.. ik wist niet eens wat ik allemaal nog kon. Ik had helemaal niets meer, geen telefoon, geen boekje, enkel een ukulele om te bespelen en het idee dat het hier ophield voor me werd steeds groter. Maar wat had ik te verliezen? Ik ging tegen een muurtje zitten in dit toch wel mooie dorp; het had veel weg van het dorpje waar Harry Potter zijn eerste toverstaf kocht, met houten balken tussen het gekleurde cement. De huizen waren roze, blauw, geel, groen en rood, de prachtigste kleuren met overal druivenstruiken met rijpe druiven en bloemen, mooie kerkjes met gekleurde daken, een typisch Frans-Duits wijndorpje. Ik werd vrolijk van het dorpje zelf, terwijl ik van binnen wel kon janken. Ik ging tegen een muurtje zitten en begon te spelen en toen begon ik te lopen en te spelen. Uit volle borst zong ik: 'How does it feel? How does it feel? To be on your own, with no direction home, a broken phone, a complete unknown, like a rolling stone.' Blijkbaar sloeg het nummer van Bob Dylan aan, want mensen openden hun ramen en keken naar buiten. Een van deze mensen begon te praten. 'Tres bien, tres bien.'
   'Merci madame. Do you know a place for travaille, coupe the grape? And do you know a place to sleep for tonight? A cheap place to sleep?'
   Ze keek me aan met opbeurende ogen: 'Well, I don't know. Two houses further is a wine farmer. He is retired but you can always ask him if he knows something. And I'm sorry, I don't have a place to sleep for tonight, but you can always come back an play music if you like.'
   Ik bedankte haar en liep naar de boer toe. Ik was volledig afhankelijk van de vriendelijkheid van anderen. En gelukkig stond de poort van de boer wagenwijd open en kon ik zo naar binnen lopen. Ik had weinig te verliezen, maar van binnen was ik best wel heel zenuwachtig om hem te vragen. 'Hey! Ca va?' hoorde ik van boven.
'Ca va bien.' zei ik.
'Haha non, ca va?' Hij had geen shirt aan en een vriendelijk gezicht en een brilletje op.
   'Je look for a place to travaille, coupe the grape.' zei ik.
   'Oh, wait a minute, just wait.'
   Ik wachtte in spanning.
   Toen ging de deur open en kwam hij naar me toe. Hij had een shirt aan en zei: 'Come with me.' hij liep naar de eettafel toe in de achteruiten, een prchttige plek met een bank en een luie stoel en allemaal creaties met stenen op een stokkie, schilderijen en spullen gemaakt van hout. 'i call a friend. I don't ghave a farm anymore but I know a lot of people.' hij keek in zijn telefoon en belde een paar mensen op. 'Shit, it's sunday,' zei hij. 'I think nobody will pick up.' Hij schreef allemaal namen en telefoonnummers op in een boekje en scheurde de blaadjes voor me uit. 'You call them tomorrow.'
   'Aaah thank you so much.' zei ik, 'but my phone is broken. I can't call.'
   'Shit, do you want to drink something? a glass of wine?'
   Voordat ik antwoord gaf, liep hij al naar de kast toe en pakte een fles. 'I do.' Hij schonk ons beiden een glas in. 'My name is Jean-Paul, what's your name?'
   'Freek.'
   'Fred?'
   'Oui.'
   'Fred from?'
   'Pays-Bas'
   'Ah Fred from Pays-Bas. Skilld.' zei hij en hief zijn glas. 'Do you know skilld? We say that in France. It means: to the moment.'
   We skillden.
   Zijn zoon kwam er bij zitten. Hij was groot en breed en had tattoos en een stem van lijm, alsof hij moeite moest doen om te praten. Hij was pumped-up en gaf me een coronabox. 'I'm sorry to meet you like this, but I drank to much wine yesterday. I have a hangover.' Hij strekte zijn lichaam maximaal uit. Toen greep hij de fles wijn van tafel en nam een grote teug. 'It's the best medicine against the hangover.'
   Hij was een chille guy en werkte in de pattisserie als chef de pattisserie. Hij zorgde voor de suiker in het deeg, Eddy.
   Jean-Paul Tannacher probeerde nog een paar mensen te bellen maar ze namen niet op. 'Do you have a place to sleep?' vroeg hij, en keek me aan met een serieus gezicht. Het grootste deel van de tijd lachte hij. Hij had bijna altijd een lach op zijn gezicht. Echt een hele vriendelijjke man, maar nu keek hij serieus. Ik keek ook serieus volgens mij en zei: 'Non.' hopend dat ik bij hem kon slapen. Ik hoopte echt dat ik bij hem kon slapen en van binnen had ik mijn vingers gekruisd achter mijn rug. 'Hmm, you know hammock? You can sleep in the hammock tonight.' zei hij.
   'Omg! Serious? You serious?' ik was ontzettend blij dat ik een slaapplek had en de wereld werd ineens een stuk mooier. Nog mooier werd het toen hij me zelfs zijn racefiets aanbood. 'We are going to drive on the motorbike.' zei hij, en keek naar Eddy. Ook Eddy was ineens zo blij als een kind. "I have not been on the motor since I was six!' zei hij. Jean-Paul wist hoe hij mensen blij moest maken. 'So come with me.' zei hij, en liep naar de poort toe en drukte een code in. 'This is the code of the door. You cycle and come back.'
   'Aaaah thank you so much Jean-Paul.' Ik wist nog niet hoeveel geluk ik had met deze ontmoeting. Ik sprong de fiets op en schreeuwde door de straten. 'Woooooooooow!' nog nooit heb ik me zo vrij gevoeld als toen op de racefiets. Ik fietste zo hard ik kon, en ik fietste een berg op en was bijna sneller dan de auto's op de weg. De wind ging door mijn haren en ineens kwam ik uit bij een prachtig dorpje, Niedermanswihr, precies dezelfde bouwstijl als Turkheim, op een heuvel en tussen de druivenvelden. Ik klopte aan bij een boer voor werk en we hadden een deal. Ik kon bij de boer aan de slag na een stevige handdruk. Hij heette Claude, maar toen ik later die avond terug kwam bij Jean-Paul, barstte hij in lachen uit. 'You shook hands with Claude? He talking and talking and bla bla. You need contract man, paper, everything on paper.' Wel had Claude me een rondleiding gegeven door zijn brouwerij, vaten vol wijn, en hij liet me een boekje zien dat hij een van de beste wijnmakers van Frankrijk was, dat stond in zijn boekje. Hij had alleen geen slaapplek en het was ook onduidelijk of ik wel betaald kreeg. 'Man, go to sleep,' zei Jean-Paul. We hebben naar de sterren gekeken en dronken wijn. 'You see the dragon?' Hij maakte de vorm van een draak met zijn vingers en inderdaad, er stond een draak geschreven in de sterren. Die draak heb ik nog nooit gezien. 'It's crazy to see how far away they are. I cannot imagine.' Het werd frisser. 'I go to bed, man. If you want, you can sleep on the couch.' zei Jean-Paul. Hij haalde het kleed van de bank onder het afdakje af. 'You have un sac de couyarge?' 
   'Oui!' Ik was zo blij om hem te ontmoeten. Niet vaak ben ik zulke gastvrije mensen tegen gekomen. Niet alleen Jean-Paul, maar ook zijn vrouw Dominique.
   Op de heerlijke slaapbank ben ik in slaap gevallen. Ik sla een heleboel over waar we het over gehad hebben.
   De volgende ochtend zat hij om kwart voor acht al buiten aan de ontbijttafel. 'So we have a program to do!' zei hij.
   'A program?' Ik had voor mezelf wel een beetje een plan gemaakt, maar Jean-Paul had een veel beter plan. 'So get up!!' riep hij. 'Eat! We ghave a lot to do today!' 
Ik sprong van de bank en ging aan de ontbijttafel zitten. 'So first, we need to find paper to work and a passport. We ghave to go to.. I'll show you.'
   Ik at mijn ontbijt op, Verschillende kazen op een broodje en daar gingen we, in zijn prachtige terreinwagen, een monster van een ding.
   Onderweg naar Colmar luisterden we naar zijn muziek, rock & roll. Deze man wist wat goeie muziek was. Onderweg lulden we over asperines. 'Pain killerssss!' riep hij achter zijn stuur en keek naar me met wijd open ogen. 'Pain killerszsz! Rudolph has written a song about pain killers.' hij drukte het volgende nummer aan. 'You know this song?' Iemand met een zware stem begon te zingen, een donkere duistere stem. Jean-Paul zong mee. 'Ich mochte eine eisbeer sein.' precies in dezelfde stem als de zanger. Over muziek gesproken; later de dag mocht ik in zijn platenkast kijken. Deze man wist van muziek, Gorillaz, Tom Waits, Bob Dylan, Talking Heads, Nick Cave. Hij bleef me verbazen. Maar we zaten in de auto en kwamen bij een bureau aan. Onderweg zei hij 'Bonjour' tegen een boel mensen die hij kende. 'They are not really friends.' hij stak zijn hand in de lucht en deed zijn vingers uit elkaar. 'I ghave like five real friends and a lot of people to talk to but.. neh, not friend.'
   Het bureau had geen papier voor ons, en even later kwam ik er achter dat het ook helemaal niet nodig was om als Nederlander speciale papieren te hebben om in Frankrijk te werken.
   We reden naar het centrum van Colmar en ik keek naar vrouwen onderweg. Hij zag dat en begon te lachen. 'Too young man!'
   'Ay, just looking.' 
   'My father told me: "Looking in the eye is touching."
   In Colmar hebben we een kop koffie gerdonken bij een restaurantje. Hier zaten allemaal mensen die hij kende en waarmee hij een praatje maakte. Ik heb nog nooit zo'n typische Fransman in het echt gezien. Hij had zijn benen over elkaar en raakte met beide voeten de grond aan. Hij had lange dunne haren op een dunbehaard hoofd en een brilletje. Zijn lippen had hij als een tuitje en een omgekeerde smiley. Hij had een zwart jackje en een pantalon aan en draaide de wijn in zijn glas in het rond. Hij keek er even aandachtig naar terwijl ik aandachtig naar hem keek.
   We zijn samen naar de telefoonturk geweest en hebben gechecked wat er aan de hand was. Het scherm was kapot bleek toen ik die middag terug fietste naar die plek. En ineens was er een gevecht in de winkel. Het was allemaal: 'Sjabala cha la cha li cola Chga.' allemaal in het arabisch en die gast kwam ineens dreigend met een zaklamp op de klant af. geen idee wat er was, maar het was niet heel relaxed.
   Ik denk even terug: waar zou ik zijn geweest als ik Jean-Paul niet ontmoet had? Ik weet het niet, maar wel weet ik dat ik ontzettend dankbaar mag zijn met deze man. Hij heeft me uit de put getrokken en een warme plek gegeven. Morgen bel ik hem op en ga ik even bij hem langs om een lied voor hem te spelen en hem een bosje bloemen te geven en een fles wijn. Nog steeds mag ik zijn fiets gebruiken. Hij heeft zelfs werk voor me geregeld. Zondag word ik gebeld door Jean-Mathieu en maandagochtend kan ik een contract tekenen en direct beginnen. Jean-Paul, mijn held.
   Hij heeft zelfs een optreden voor me geregeld toen ik die avond aankwam bij de jeu-de-boule-baan en met hem en een vriend heb gejeu-de-boeld. Hij zei: 'What do you do thursday?'
   'No idea Jean-Paul. Why?'
   'You can play at a festival if you want. there are coming like two hundred people. If you want you can go there and play the ukulele. How many songs do you know?'
   'Twenty' blufte ik. Ik denk dat ik vijf liedjes kende op dat moment. Nu iets meer. Morgen is het festival. Ik krijg een spannend gevoel in mijn buik als ik er aan denk, een goed gevoel wel. Jean-Paul Tannacher, ik zal hem nooit vergeten. Deze man heeft mijn leven gered.
   Ik heb liederen van Neil Young voor hem gezongen, één van zijn favoriete artiesten en hij zong keihard mee in de avond, na een aantal wijntjes. 
   Voor de tweede avond heb ik bij hem op de bank geslapen. De volgende dag heeft hij een camping voor me geregeld waar ik nu voor de tweede avond zit. Ik betaal zes euro per nacht en maandag begint mijn baan. Voor nu kom ik de tijd door, spelend met mijn ukulele in het centrum van Colmar, blogs schrijvend, waarvan ik de tekst steeds kwijt raak. Het leven is goed hier en ik ben blij dat ik een vaste plek heb waar ik een paar weken kan verblijven. Jean-Paul Tannacher.
   Van Jean-Paul mocht ik geen ukulele spelen terwijl hij auto reed en ik mocht geen ukulele spelen van hem in de winkel. Steeds weer begon hij te lachen wanneer ik mijn ukulele dan toch wilde pakken. 'No ukulele man.'
   Ik heb de heerlijkste lunch gegeten met Jean-Paul, op de Franse manier. Hij sneed tomaten in blokjes, stukken munster kaas, sardientjes, parmezaan, olijfolie, balsamico, zout, peper, camenbert en nog een paar dingen met veel smaak.
   Ik smeerde de kaas op mijn boterham en hij begon te lachen. 'Noo breaaad man. What are you thinking? Eat like this.' Hij deed het allemaal zo op zijn bord als een salade en lachte in zichzelf toen hij een hap nam en schudde nee.
   Morgen meer.

Reacties