Stilstaand verkeer



Vandaag was even zo'n dagje. Een schrijversdagje. Een dagje waarin de observatie-mij er weer even was. Een dagje waarin ik even op en neer naar Arnhem moest om af te wassen in de quiche-keuken van la coquerie. Dat zijn drie k-klanken in drie verschillende letters. Ja, drie letters en een boel quiches die gemaakt moesten worden. Helaas moest ik alleen maar afwassen. Er was weinig af te wassen en de afwas verliep soepeltjes. Zaterdag weer.
    Het leuke gedeelte, of ja, althans, het spannende gedeelte kwam pas op de terugweg, toen ik een quichetaart meegekregen had en besloot die op te warmen bij de voetenverwarming in de auto en vervolgens op te eten onderweg. Dit ging minder soepel dan het afwassen. Bermen kwamen behoorlijk dichtbij en strepen werden gepasseerd; vrachtwagens scheerden langs en politieauto's reden rustig verder. Bovendien had ik maar één werkende koplamp en begreep oprecht niet dat drie verschillende politieauto's, ver boven het verstrijken van de avondklok, me niet tot stilstand brachten. Guess it was my lucky day.
    Het was ondertussen al half één 's nachts toen ik voorbij zwolle, bij de koperen hoogte aankwam, waar het volgende obstakel me de weg versperde. Eén of andere langwerpige vrachtwagen van honderd meter kwam de bocht niet door. Er lag, of een windmolenwiek, of een vliegtuigvleugel op het voertuig en een heleboel zwaailichten eromheen. Eromheen, dat was ook wat ik dacht toen we een minuutje of drie stilstonden. Er kwam geen auto van voren en een klein stukje over het gras moest wel kunnen. Maar daar dacht de zogenaamde verkeersregelaar anders over. 'Terug jij!' riep hij en zwaaide met zijn lichtgevende staf mijn kant op. 
    Ik deed de deur open. 'Ik ga er langs want ik wil naar huis.'
    'Nee, je moet terug!'
    'Ik moet niks!'
    'Jawel, je moet dat wel.' hij opende zijn ogen om intimiderend over te komen.
    Het intimideerde me enigszins. Desondanks besloot ik om nog een poging te wagen, maar hij gooide zijn hele lichaam voor de auto en zei: 'Stop!'
    Ik stopte en besloot m'n verlies te nemen en naar achteren te gaan. Nog een minuutje of tien, middenin de nacht, heb ik staan wachten op niets. Er is die tien minuten geen tegenligger langsgekomen en de berm riep me.
    Er liep een mannetje voor de auto om iets te regelen in het verkeer. Ik was de enige overige weggebruiker, naast vijf auto's met zwaailichten. Ik toeterde een keer, waarna er een ander mannetje naar me toe kwam om me te vertellen dat ik wel de hele nacht kon wachten, maar dat hij me er niet langs liet. 'Je ken wel de hele nach-wachte, maar ik lààt je der nie langs.' Hij hield zich wel aan zijn woord.
    Gelukkig begon die vrachtwagen eindelijk te rijden, maar met dertig kilometer per uur op een weg die nog zeker tien kilometer door zou gaan. Ik was moe en had daar helemaal geen zin in. Gelukkig had ik een luisterboekje aan staan en kon ik een hoofdpersonage bedenken voor een verhaal. Dus het was geen nutteloze tijd, maar het was wel tijd die ik ook kon gebruiken voor slapen, want morgen moet ik er om half acht uit. Shit, het is al twee uur!
    Die auto voor me liet me er ook niet langs. Steeds wanneer ik naar links zwenkte, ging hij ook naar links, en uiteraard naar rechts. Totdat we bij een rotonde aankwamen. De vrachtwagen ging links over de rotonde en ik voelde de bui al hangen; staan we weer een kwartier stil omdat die truck de rotonde niet over komt. Eén momentje van onoplettendheid bij de bestuurder voor me en hij liet een klein gaatje vallen waar ik precies tussendoor kon. Ik trapte het gaspedaal in en ging er aan de rechter kant langs. Die auto toeterde en raakte bijna m'n achterkant, maar ik kon verder. Lachend keek ik in m'n achteruitkijkspiegel. Maar toen ik weer voor me keek, kwam er iemand van achter de neus van de vrachtwagen naar me toe rennen met zijn lichtgevende staf. Het was dezelfde man die me eerder terug stuurde. Hij sprong weer als een kamikazemalloot voor m'n auto. De vrachtwagen stond ondertussen stil, net als ik. We stonden allemaal stil, totdat de man uit het busje naar me toe kwam. 'Waar ben je nou mee bezig, gek!?' riep hij met het speeksel dat uit zijn mond kwam. 'Dit is levensgevààrlik!'
    'Ik wil gewoon naar huis.' zei ik.
    'Dat ken nie!'
    In principe kon het wel want alles en iedereen stond stil en er was vrij baan voor me, buiten dat er nog een man voor de auto stond. Er stonden ondertussen al vier mannen in hesjes om me heen. 'Iedereen staat stil.' zei ik.
    'Ik heb die vragwage stil motte zette omdat jij er als een gek langs kwam.' zei hij, 'maar ga nu maar. De volgende keer ben je an de beurt bij me.' Hij liep terug naar zijn auto.
    Ik stak mijn duim op, bedankte hem vriendelijk en scheurde naar huis. Eind goed, al goed.

Reacties