De boer en de stieren in the middle of a waterval

 Ik zit in een caravan momenteel. Voor me, op een kleine radiator, drogen al m'n kleren. Het was zo'n dag met alleen maar regen. De hele dag regen, net als de hele nacht. Tussen de regen door, was het een uurtje droog, en dat uur heb ik gebruikt om m'n spullen in te pakken en te vertrekken van de camping. Nu zit ik op een andere camping.

   Het was een prachtige wandeling. Het was werkelijkwaar prachtig, de mooiste natuur die ik deze reis gezien heb, en misschien wel in m'n hele leven. De Zwitserse Jura, prach-tig. En eigenlijk, vond ik, gaf de regen het nog een extra draai, een nat bos met druppelende bomen, wandelend langs een waterval. Het was een enorme waterval, een waterval die wel een kilometer of twee duurde. Het was een waterval tussen twee gespleten rotsen door met een trap van uitgehouwen steen. De trap liep omhoog met links de rotswand, en een metertje naar rechts het denderende water, dat als een soort wildwaterbaan naar beneden stormde. Het was net een glijbaan zoals het over de ronde rotsen roetsjte. Er was een verdunning waar het water iets hoger stond, en een verbreding waar het water als over een glazen bol stroomde.

   De dag stond absoluut in het teken van water, want de ramen van de caravan zijn beslagen van het vocht dat van m'n kleding dampt. Ik ben zo ongelooflijk blij met deze caravan, want buiten miezert het, al een uur of drie, wellicht al de hele dag, afwisselend met zwaardere regen.

   De regen was prachtig op het moment dat ik onder een rots stond, een kleine inkeping waar het droog was. Ik keek omhoog en zag de regendruppels naar beneden vallen tussen de twee wanden van ongeveer twee meter breed en dertig meter hoog. Het water droop van de graspollen - dat tussen spleten en de bovenkanten van de rotsen groeide, het bedekte - als een kraan die niet helemaal opengedraaid stond. Zo droop het water. Bovenop de wand stonden sparren waarvan de wortels hun weg vonden tussen spleten in het steen. Het pad begon als een trappetje waarna er met mos begroeide bruggetjes over de waterval heen stonden. Aan de overkant liep de trap verder met een touw waaraan ik me vast kon houden. Beneden me, zonder hek, zag ik het water in de diepte vallen, grote hoeveelheden denderend met een kabaal van jewelste, het wit van schuim en de hoeveelheid losse druppels die uiteenspatten op het steen en hun weg vervolgden richting rustig vaarwater. Even bedacht ik me hoe het zou zijn om een waterdruppel te zijn, hoe gaaf dat zou zijn.


Ik heb het schrijven even gelaten voor wat het was en ben gaan slapen. Het heeft me erg goed gedaan om een nacht van acht uur te maken, iets meer zelfs. Nu schijnt de zon door het raampje achter me tegen m'n rug. Het wordt een prachtige dag.

   Gisteren, tijdens de wandeltocht liep ik een bos uit, het drijfnatte bos en kwam in een drijfnat koeienweiland aan. Het was tussen alle bossen, een open stuk weiland met een huisje, in the middle of nowhere. Er stond een huis! Maar ook waren er overal koeien, en er liep een boer door het weiland. Hij liep ongeveer honderd meter verderop, ver boven het stuk waar ik liep en hij zwaaide naar me. Ik zwaaide terug en liep verder door het drijfnatte en moerassige gras. Het stuk waar ik naartoe moest, waar het pad liep, was afgesloten met stromend, modderig water. M'n voeten waren nog droog en ik wilde dag zo lang mogelijk houden. Waarom ging ik niet naar het huisje? dacht ik, maar net toen ik aanstalten wilde gaan maken om de berg op te lopen, hoorde ik een enorm gebrul van achter me. Op zo'n tien meter van me vandaan stond een stier met z'n bek weid open te brullen, zevenhornderd kilogram spier, en het liep in een rechte lijn op me af, snel.

   Ineens wisselde m'n stemming en raakte ik enigszins in paniek. Ergens vroeg ik me af waarom die stier me kwaad zou willen doen, maar ik kon me beter afvragen hoe ik hier zo snel mogelijk weg kon komen. Maar die optie leek al niet meer mogelijk. Ik moest in de verdediging want de stier liep recht op me af. Zo hard als ik kon blies ik op m'n mondharmonica. Er kwam een scherpe valse toon uit wat de stier beantwoordde met een nog harder gebrul. Het leek hem niets te doen. Hij kwam dichterbij en dichterbij. Ik had nog één optie: m'n wandelstok. Er zat een scherpe punt aan de onderkant. Als ik hem daarmee tegen z'n neus kon tikken of tusen z'n ogen, dan zou het iets kunnen doen. Ik ging in een karatehouding staan, bibberend met een bonkend hart, de stok met de punt vooruit, wachtend tot het monster dichterbij kwam, klaar voor de aanval.

   Maar plots hoorde ik ook achter me een hard gebrul. Vlug keek ik om en daar stond nog een stier, een reus van een zwarte. Ik zat ingesloten tussen twee woeste stieren en ik achtte m'n overlevingskans plots behoorlijk klein. Maar ik moest vechten, dat was duidelijk. Ik zette me schrap en probeerde beide kanten in de gaten te houden terwijl ik een paar stappen op zij zette. Maar toen de witte stier vlak bij me was, leek het de focus op mij kwijt en liep op zo'n twee meter langs me heen richting de stier achter me. Hij stond in een ander weiland en leek uit op ruzie met de andere stier. M'n hart bonkde nog steeds in m'n keel, m'n vingers trillend van de adrenaline terwijl de stieren hun koppen naar elkaar toe draaiden en brulden. De opluchting was groot. Ik was gered en besloot naar het huisje te wandelen. Er stond quad voor.

   Ik klopte op het raam, wat wazig doorzichtbaar was van de damp. 'Oui, entrée.' riep de man binnen. Ik liep naar binnen, drijfnat als ik was, en zag een behaarde man zitten met een grote grijze baard. Hij zat voor een vuurtje en porde met z'n stok in de aga om het op te stoken. Z'n schoenen hingen aan touwtjes boven het fornuis terwijl er een pan met water op stond. Hij zat dichtbij het vuur met een gebogen rug. Het was een donkere kamer en op tafel stond een reusachtige fles drank van een liter of drie. 'Rester.' zei hij, ga zitten.

   Ik trok m'n poncho uit, zette m'n tas neer en ging zitten. 'Puis-je sec mon schoe ici?' Ik kon m'n schoenen ook ophangen boven de aga.

   'Tu veux spirit?' vroeg hij. Hij ging tegenover me aan tafel zitten en schonk twee shotglaasjes vol uit de fles, strohrum. 'Sante.' zei hij en we proostten en dronken van onze rum.

   Ik probeerde in gebroken Frans uit te leggen wat me zojuist is gebeurd met de stieren en hij begon te lachen. Hij legde het uit met twee shotglaasjes, schoof ze langs elkaar heen. 'Comme, ca, c'est bon, c'est pas probleme.' Hij schoof ze via de andere kant langs elkaar heen. 'Comme ca, c'est bon, c'est pas probleme. Mais comme ca.' zei hij en schoof het ene glaasje tegen het andere glaasje, 'C'est probleme, peut-etre.' Hij maakte een aaibeweging. 'Peut-etre, c'est bon comme ca, peut-etre probleme.' Hij lachte en dronk van z'n rum. 'Tu travail?' vroeg hij.

   'Je suis un cuisine.'

   'Ah, d'accord.' zei hij en liep naar de afwastafel om een paar stenen in de pan met kokend water te gooien.

   'Pourquoi tu boil les keiyous?' vroeg ik.

   'C'est pas les keiyous. c'est les scargos, une expiriment.' het waren slakkenhuizen met slakken. 'J'ai trouvee ces dans le bois. Avec un peu de salee et un peu ca' hij pakte de fles rum en hield hem iets schuin als schenkgebaar. 'Un peu des herbes, thym, oregano.' Hij roerde door z'n slakken, die een geluid maakten als een rollende kiezelsteen van een bult stenen. Hij ging zitten en vroeg wat ik studeerde.

   Ik zei hem columns en blogs, dat ik blogs schrijf.

   'Cool, j'ecrir aussi.' zei hij en pakte een schrift en sloeg het open. 'C'est mercredi, jeudi, samedi, vendredi.' Hij bladerde door de pagana's heen. Ze stonden vol met zinnen, van boven tot onder, geschreven met vulpen in een netjes handschrift, zoals je vroeger op school in een schrift moest schrijven. Ik zag hem al zitten in een donkere kamer naast een kaarsje bij de warme aga en de fles drank naast hem, hoofd leunend op z'n hand terwijl hij de pen tussen z'n vingers draaide, nadenkend over mooie zinnen.

   Hij schreef iets op. Ik keek toe hoe hij een paar minuten bezig was. 'Do you have family?' vroeg ik.

   'Oui, j'ai deux fille et un husband. Mais je suis ici pour quatre mois pour la vache. Je suis tous seul, ma husband travail à Yverdon dans un hopital. Elle habite la-bas aussi.' iedere tien dagen kwam z'n vrouw langs voor twee, drie dagen. 'C'est tres calm ici.' zei hij en liep naar buiten. 'Le coc, kukulukuu.' stond in de deuropening. Hij keek naar de haan en hennen.

   'Le coc sportiv.'

   'Hahaha.'

   Toevallig kwam z'n vrouw die middag langs met een auto, waardoor hij vervoer had. 'I can bring you to le camping.' zei hij, en we zijn die avond naar de camping gereden. We hebben wel een uur of drie samen in z'n huis gezeten, warm en droog in de donkere stenen kamer naast een aga, drinkend van strohrum.

   Op de camping zette hij me af en we zwaaiden elkaar gedag. Wat een bijzondere ontmoeting.

   Op de camping kreeg ik een caravan voor de nacht voor gratis. Ik vroeg of ik m'n hangmat hier ergens op kon hangen, maar ze hadden geen bomen op gepaste afstand van elkaar. Eerst zei hij dat ik maar in het bos moest gaan, maar hij streek met z'n hand over z'n hart en gaf me een caravan, eerst voor twintig euro en later voor gratis. Ik ben hem ontzettend dankbaar, net als de boer, en net als Cami, de vrouw die deze caravan mogelijk maakte en een radiator voor me neerzette. Het is tien voor tien en ik ga me klaar maken voor de wandeling na de boel schoongemaakt te hebben.


'Ik heb geen idee waar ik ben, maar het voelt als thuis.' Het is een lied van een band. Het staat nu aan. Ik kan me er wel in verplaatsen.

Reacties

Een reactie posten