Hoog en een stukje Jean

 Ik zit op een bankje naast een boerderij in Zwitserland. M'n rug rilt koud, wat het hier ook is. Het is dertien graden en regenachtig hier. In Nederland, weet ik toevallig, is het heerlijk weer. Ik heb net even met m'n vader gebeld, en dat was wel het laatste wat ik van hem wilde horen, dat het weer in Nederland goed was.

   Het klimaat binnen, in de boerderij, aan de eettafel bij deze mensen, was ook goed. 'Tu veux mange avec nous?' vroeg de roodharige boerin toen ze me buiten zag staan klooien met m'n hangmat. Ze had een bril en een fijne zachte stem.

   We zaten aan de eettafel, het hele gezin, een oude zoon van een jaar of twintig met een cheeky smile, korte geschoren haren en een piercing door z'n wenkbrauw, een jonge zoon met hetzelfde kapsel, de boer aan de rechterkant, de boerin aan de linkerkant en ik aan het hoofd. Ze had glazen limonade gevuld en schepte een grote schep spaghetti bolognese voor ons allen op. In de pan bleef wel drie keer zoveel pasta over als wij bij elkaar op konden.

   Naast de pan stond een leeg blik ravioli. 'Tu mange qoui?' vroeg de boer en wees naar me.

   'J'ai un can de ravioli.' zei ik.

   'Aahoui? J'ai ravioli aussi.' hij pakte een leeg blik ravioli en liet het me zien. Het was precies hetzelfde blik als die ik had. Hij liep naar de bijkeuken. 'Attend.' zei hij, en kwam terug met een blik kattenvoer. 'C'est comme ca,' zei hij, 'C'est pareil, hetzelfde.'

   Iedereen moest hard lachen. 'Aaahoui, c'est fabrique pareil.'

   De boer moest lachen. 'Tu veut encore spaghetti?' vroeg de boerin.

   'Ah bien sûr.'

   Toen we elkaar ontmoetten voor z'n huis, keek hij me een paar keer aan en trok z'n wenkbrauwen op. Hij vroeg me waar ik naartoe ging en hoe, wat, waarom en wat m'n plan was, waar ik vandaan kwam, precies de plaats Zwolle, hoelang ik al bezig was en hoe lang nog, waarna hij naar achteren liep en z'n trekker in de schuur zette. Hij leek wat argwanend. Maar aan tafel, toen we dichter bij elkaar zaten, bleek hij een ontzettend vriendelijke man. 'Ca, c'est toi?' vroeg hij en wees naar de zegelring die ik om had.

   'Oui, mon grandpère donner a moi'

   'Aah d'accord.'

   'Je suis donner ça à mon garcon dans le future.' zei ik.

   Hij moest lachen en legde z'n handen stevig op de mijne neer. Z'n hand was erg warm en hij lachte en keek vooruit waarna hij een peuk aan stak.

   Ik wilde muziek maken en pakte Joekoe er bij aan tafel en speelde wat muziek.

   'Pink Floyd!' zei hij. 'Another brick in the wall.'

   Ik verbaasde mezelf en speelde Pink Floyd, Another brick in the wall.

   'Oui, c'est bon ça.'

   'ACDC.' zei z'n zoon.

   Ik kon toevallig thunderstruck en speelde thunderstruck. Iedereen was helemaal blij aan tafel en z'n kleine zoon pakte z'n gitaartje, een klein staalsnarig gitaartje met drie snaren eraan. 'Puis-je acheter trois snaren a toi?' vroeg hij, om z'n eigen giaar te repareren.

   'Non non non.' zei z'n moeder. 'C'est pas pareil.'

   'Tu me ce deja dit.' zei de boer 'Tu.' Hij wees naar mij. 'Me' hij wees naar zichzelf, 'ce déjà dit' hij wees naar het midden. Dat heb je me al verteld, betekende het. Hij wees naar de ketting om de hals van Joekoe. 'C'est quoi?' vroeg hij.

   'Une collier.' zei de boerin.

   'C'est le fleurs.' zei ik.

   'Ah, tu vais a Fleurier.' zei hij met een sierlijk handgebaar in de lucht, zwaaiend als de koningin. 'Fleur-ie-jee.'

   'Fleurier.' herhaalde ik.

   Iedereen praatte met elkaar aan tafel. 'Parler a jour.' normaal in een gezin, dat iedereen met elkaar praat over wat er vandaag gebeurd is. Ik speelde nog een liedje op Joekoe en en belde m'n moeder. M'n vader nam op. 'Heeeeeeey Freek.' zei hij enthousiast.

   Maar eerst wensden we elkaar aan tafel een goede nacht toe, waarna de boerin even later met petillant water en frisdrank aan kwam. 'C'est pour ce soir.'

  Vanochtend werd ik wakker en strekte mezelf uit en stond op. Ik voelde me fris. Die lieve man, Jean, heeft me naar Loray gebracht omdat m'n auto daar wegens omstandigheden ook niet kon staan. 

   Jean, een verhaal apart, voor later. Prachtig mens.

   Gelukkig mocht ik m'n auto bij La Novita, de plek waar ik gewerkt heb, neerzetten. 'Oui, bien sûr.' zei Thomas, de baas.

  Onverzekerd heb ik twee kilometer gereden, stoute ik. Jean kwam achter me aan met z'n Jeep en pikte me in Orchamps-Vennes weer op, waarna we een rondje Morteau deden, 'Mort eau.' zei hij en legde uit waarom 'Eau, water, mort, dood. Calm-water, Morteau.' Een stadje vlak bij de grens. Bij de grens zette Jean me af en vlak voordat hij de deur dicht deed, zei ik: 'Ma prenom, c'est Fred.'

   Hij lachte, knikte 'ja' en reed weg zonder te toeteren. Ik kom nog eens bij Jean terug, wat een vriendelijke mean. Hij heeft me een fucking horloge gegeven, een net overhemd, een prachtige houten gelakte wandelstok en heen en weer gereden en allemaal plekken laten zien. Maar wat heb ik hem gegeven? M'n aanwezigheid en wat muziek? Waarom heeft hij me een horloge gegeven?

   We stonden bij een kast met allemaal drank: 'C'est rum.' zei hij, 'Pour donner au personnes.' Ik denk dat hij graag dingen weggeeft, dat dit z'n manier is om te zeggen dat hij van iemand houdt. Ik zeg je wat, Jean, ik houd ook van jouw, om je persoonlijkheid, niet om de dingen die je me geeft. Hoe hij af en toe op me inpraatte was gewoon geniaal, als een soort storm, ogen die me diep aankeken, me gefocust hielden, vuur inbliezen en een zware whiskeystem, een vlotte toon en veel woorden waar ik alleen maar 'oui' op knikte.

   In de ochtend, voordat we weggingen had hij alles wat van mij was, m'n eten, m'n boeken, Joekoe, Harm - 'Where is harmonica? Ah la-bas' en wees naar m'n borst - klaargezet. 'Ah wait. Toi bière.' Ik had m'n bier van de dag ervoor niet opgedronken en hij zette het voor me neer naast m'n ontbijt. Ik dronk ervan en het smaakte nog best OK. Jean, ik kom je snel op zoeken. Een bijzonder persoon zonder veel familie achtergrond. Wel reden we nog even langs z'n oude huis. 'Moi bèbè, j'habite ici.' zei hij, als baby.

   Het was leuk hoe hij dat zei.

   Hier hadden ze ook allemaal bebe kittens. 'Deux gris, un noir, et un petit gris.' wittig dus.

   Ik ga even wat lezen in m'n nieuwe boek. Ik heb een Frans boek uit de mini-bieb in la brévine gehaald, 'Sá Májeste des chats.' het schijnt een leuk boek te zijn. Ik slaap vanavond in de hangmat naast de honden, tussen twee pilaren onder een afdakje. Een van de honden blaft nu, hij is vijf, een ander is twaalf, en hij komt nu kwispelend naar me toe en gaat naast me zitten op de bank. Ik kom er aan madame. Nu.


Liefde is: iets zeggen of denken, en daar achter staan.


Ik lig in een hangmat tussen twee slapende hondjes, het is koud buiten, maar gelukkig niet in de slaapzak, die compleet om me heen gewikkeld is, als een baby in een wieg, als een warme jas van een zuidpool-avonturier. Het is heerlijk warm hier binnen, nu m'n voeten nog. Al knijpend en bewegend probeer ik er bloed door te laten stromen. Ik zat te denken: het beeld van Jezus aan het kruis is negatief, zoals zo'n man is geweest. Hij moet vrolijk en positief afgebeeld worden, lachend terwijl die de bijbel leest. Dat geeft me energie.


Reacties