Bingo!

   Het was muisstil in de kantine, op 1 man na die door de microfoon stond te tetteren. 'Trente trois, drieëndertig. Sept tant sept, zevenenzeventig.'

   Nog niemand had bingo. De spanning was om te snijden.

   'Vent nouff. senk tand quattre, vierenvijftig. Dix sept, zeventien.'

   'Lequin pour les gonais, le quin pour gonais!' riep iemand. Ik dacht dat ze bingo had. Maar ondertussen werd er gewoon doorgespeeld.

   Plots kwam er iemand naar voren toe. Ze noemde de nummers op. Zou ze bingo hebben? Oh, ze mocht grabbelen in een zak. En… Bingo!

   Ik haalde nieuw bier en kreeg er gratis worst met mosterd bij. Bingo!

   De prijzen zaten in een grote doos. Eigenlijk wilde ik meedoen. Achter de man die de bingo voorlas stond een tv met voetbal er op. Er werd een heel lelijk doelpunt gescoort. Voetbal, wat was er te zeggen over voetbal? 'Wie houdt er van voetbal?' vroeg de bingomeister.
  Het hele publiek wierp hun handen in de lucht en riep in koor: 'Bingo!'
  Weer liep er iemand naar hem toe. 'Voetbal.. voetbal.. Oui, oui, dat is inderdaad een bingo. Grabbelen maar!'
  Er werd weer in de zak gegrabbeld en... ze haalde er een blik voorgekookt stoofvlees uit. Wat een prijs jongens wat een prijs. Het publiek werd wild. Sommige klommen op hun stoelen en wapperden wild met hun bingokaarten. Er brak een schermutseling uit tussen twee spelers. De één beschuldigde zijn buurman ervan dat hij, toen hij even niet oplette, hun bingokaarten had omgewisseld. Het mondde uit in een gevecht waarbij een grote ronde markeerstiften het voornaamste wapen werd. Niemand sloeg er acht op. Iedereen bleef gehypnotiseerd door de rollende gele ballen met getallen erop en de bombastische stem van de Bingomeister.

   'Vinq te un. Eenentwintig.'
  Er was weer een bingo! De meneer deed zijn mondkapje voor en liep naar de tafel. Zou het een valse bingo zijn? De spanning steeg toen de bingomeister langer dan vijf seconden op z’n kaartje keek. Hij greep zijn bingoscepter steviger vast. Hij wenkte naar een van zijn bingolakeien, die snel en met gebogen hoofd kwam aandraven. Hij verluisterde hem wat in het oor en de bingolakei vertrok van kleur. De lakei knikte een paar keer hevig van ja, alsof hij wou zeggen ‘ja meneer de bingomeister. ik zal het regelen meneer de bingomeister.’ De lakei draafde weg en verdween uit het zicht. Vlak daarna richtte de bingomeister zijn staf op de man die de bingo claimde. Deze keek verlegen naar de grond. Hij leek schuldig.

   'We hebben een valse bingo! Een valse bingo.. Wat gaan we met hem doen?' Dreunde de bingomeister met zijn bombastische stem. Hij stond op uit zijn troon, zijn snor stond op onweer. De bingolakei verscheen weer ten tonele, vergezeld door twee bomen van kerels in zwarte pakken. Hij riep: 'Beveiliging, gooi hem in de vijver.'

   En daar ging hij. De twee mannen stapten op hem af en pakten hem bij zijn armen. 'Je vous le vous de bingo! Je non quarante de poulet!' Schreeuwde hij nog, maar de beveiligers hadden hier geen boodschap aan. Hij werd aan zijn armen naar buiten gesleurd en verdween uit het zicht. Ik hoorde een plons in de verte. Iedereen in de kantine keek om. Hij was de vijver in gegooid. Ik ging nieuw bier halen en de bingo ging verder alsof er niets aan de hand was. Het leek de normaalste zaak van de wereld. Iedereen wist hier; met bingo valt niet te sollen.

Reacties