Gedachten en schepsels

 Hoe laat is het? Het is een bepaalde tijd van komen... en dan ga je weer gauw. Ik draai de volumeknop voller met m'n teen. Je bent prachtig. Je zit daar met je blauwe donsvacht en je sierbril, je bruin-zwarte lokken. Daar ga je, aan het spit. En je hoort en voelt en weerkaatst hetgene om je hene. Je vraagt je af of het op of af gaat. Volgens mij gaat het op. Het was spitten in de grond. En je wierp het op. Verder ging het, stenen werden dagen en vooruit in de vierde versnelling, klopte je tussen twee lichamen, dieper in de zee, de brug over en daar viel een panda door de lucht zonder dat het ergens op terrecht kwam, het viel en viel en er was lichtblauw om hem heen, witte strepen wolk. Voorop verdreef je de dichtbegroeide bamboe met een kapmes. Er was geen enkele weg dan er dwars doorheen, geen zoet, geen zout, geen kiezel, meteen. Wilde zwijnen leven niet meer in het wild. Tegenwoordig leven er alleen nog maar gevangen wilde zwijnen. De hele populatie werd te wild waardoor opgevangen werden door boer Evert. Vanaf deze dag ging Evert iedere dag naar zijn zwijnen toe om hen een dikke plak koek te geven. Het werden Everts zwijnen. Daarom bedacht hij een grap: hoe denk je dat die gaat? Iedereen krijgt er één. Dus vertelde hij hen dit: 'ik neem je mee naar de nieuwe plek van een omgespit aardappelveld en spit dit nogmaals om. Eet de aardappels die er liggen. En denk aan hoe lekker deze zullen smaken, denk aan hoe je deze naar je toe krijgt en denk aan hoe leuk het is om samen met mij, de boer, op pad te gaan. Jullie zullen straks dat veld op gaan en die aardappels vreten als een kudde wilden. Wees wie jullie wilde zijn, willen jullie zwijnen zijn? Of in het Brabants: "Wilde zwijnen zijn?!" Dus ga er voor!' En daar ging de kudde, als een stel dolle stieren het veld in om aardappels te rooien. Jullie hebben één kans, verspil hem niet. De kudde knalde tegen elkaar aan en het ging hoorn om hoorn voor de enkele aardappels. Raap op die aardappels. jj;jkljkl;;jkl;jkl;jkl;jkl;jkl;jkl;jkl;jkl;jkl, En dat was het, nooit meer heeft het geregend. Het was als een kip in een hooiberg, warm, droog, roodgloeiend. Door iedere strostengel werd het zichtbaar, door ieder vliesje om de dooier, door de spiegel op het ei, door de punt op het gewei, door elke vorm, door de rijstebrij.
   Je raadt nooit wat ik vandaag zag! Ik zag koeien in de wei, meiden met mooie vormen en hun konten naar me toe, ze werden behaard toen ik naar hen keek en ze keken terug en ik zag hoe hun haren groeiden, er was dynamiek. Hoe meer ik keek hoe behaarder ze werden. Ik durfde niet meer te kijken. Het was een grote massa haar over het hele lichaam, niet als apen, maar meer als een injectie testosteron. Ik probeerde echt zo min mogelijk te kijken, maar bij iedere glimp krioelden de haren als een otter door de douche. Het haar had krulletjes en de bewegingen die ze maakten gingen als een pulserende heen en weer over hun buiken. Het was als een aap met een washand. Het viel naar beneden. Steeds meer leek het er op dat het na iedere beweging weer begon. Het was een enkele keer dat ik niet keek dat ik wel keek maar dat ik langs keek en toen zag ik het. Het was een spelletje. Ze zaten allemaal als een idioot te scheren. Het was echt waar! Dit is wat ik zag vandaag, wat ging het toch allemaal snel. De tijd. Prachtig... Iedere keer, heh, welke keer dan ook. Het was altijd raak. Waar je ook keek. Welke snaar je ook sloeg, wereld werd er rijker van. En het bleef bestaan. Want jij bent er bij. Je pakte me in, je was er, je leefde met me, je haalde me door elkaar en bracht me weer bijeen.

Reacties