Donders

 Nu moet ik een onderwerp verzinnen, een stijl verzinnen, een vraag verzinnen en een leuk stukje ervan maken.

Lief dagboek. Vanochtend, hard gewerkt, samen gewerkt en lekkere koffie gedronken. We hebben wel drie keer koffie gehad. De gekkigheid was godzijdank nauwelijks meer aanwezig en iedereen was weer fris en fruitig aanwezig. De omgeving was bedekt met bladeren en lange rechte cilinders van meters hoog en diameters van halve meters diep. Er waren mensen aanwezig en er werd gefilmd, er werd gezaagd en er werd gebrult. Een van deze mensen had een blauwe jas, een kromme rug en een stem uit z'n buik. Hij brulde telkens wanneer er een boom op vallen stond en wanneer hij zware klussen moest klaren. Hij had een motorzaag vast en zaagde als een mes door de boter. Hij kon tot vijf keer toe niet de juiste tak zagen, de tak die ik aanwees, aanraakte zelfs, die hij moest zagen. Hij zaagde wel, en goed ook wel, maar donders gevaarlijk. Hij zaagde een stam zo door en schoot dan direct naar een tak naast zich zonder dat hij keek of er iemand bij hem stond en ging als een vlinderzaag door een vlinder. Grappenmaken deed hij. Maar dit waren geen grappen. Hij zat de boel aan te steken en te praten over koeien, en toen hadden we het over pooiers bij de koffie. De hoofdzager was eigenlijk pooier.
   'Pooln moei' heb'm. Die bunt' goedkoopst.'
   'Je kunt maar beter een goeie dikke olde toarte heb'm.'
   'Joa door buj' wel van hah.' Hij begon te schaterlachen.
   'En ie'j da?' ze keken naar mij. 'Doar in Zwolle haj zeker weh wa loop'm.'
   'Zwols pleziertje?' grapte de Kromme.
   De druk werd opgevoerd. Ik begon te zweten. 'Ja kwee nie.' Ik probeerde plat te praten. 'Eh joa.. Madelief.'

   'Oh Madelief? Donder goed bezig man! Lekker wief?'
   Kut, dacht ik. Ik bracht mezelf in de problemen. Ik moet nu doorgaan. 'Nee, nouja...'
   'Hahaha! Mooi daj' zo eerlijk bun.' begonnen ze te lachen.
   'Ja haha.' Nu had ik voortaan een relatie met Madelief. Kut.
   'Nouja, we gaan weer wat doen.' zei de baas. 'Kom je mee?' vroeg die. Daarom begonnen we maar weer een dag te werken en werken en werken en koffie en werken en koffie en een boterham met kaas. Het was tijd voor een beetje lol. Het was tijd voor een lach, en daar kwam de kromme. Hij had het over Madelief. 'Maar Zwols pleziertje doar kum ik wel is.' biechtte hij op.
   'Ik moet ook iets opbiechten. Ik ken geen Madelief.'
   Ik wachtte z'n reactie af en na een paar seconden brulde hij van het lachen. 'Die wark doar!'
   En dat was ook zo dus ik vertelde de waarheid.
   Ik was één blok inspanning en dat had ik in m'n hoofd. Ik was toe aan koffie. En dat kregen we, de baas kwam voor de tweede keer met de koffie en het ging over hoe de dochter van de baas geen fouten kon maken, ze was foutloos. Totdat ze in een scheiding lag.
   'Hoe giet et nu met hoar?' vroeg de Zaag.
   de Kromme zei: 'Ja, giet et goed? Hej' de.. as. e. aldoan?'
   'Dusseh.'
   'Joa.'
   'Wie giet nog wes.'
   'Wesseh..' Dus eh. Joa.
   'Joa goei' koffie haj'e moakt.'
   'Ja heb de bazin doan.'
   'Hej' dat ook es met moakt.' Hij lachte naar me en de baas ook. de Kromme stond er ook bij.
   'Recht veur zien roap. Biet'n. Bulte biet'n.'
   'De biet'n bunt al van et land.' zei ik.
   'Wie weet gej' ze nog es in de konte stop'm.' Zei de Zaag. 
   'Heffe'n wief veur.' De stem zat diep vanuit z'n buik en rolde eruit als grond.
   'Doar isse te old veur.' de Zaag gaf me het papiertje van een bifi worstje. 'Asjeblief.'
   'Dankjewel.' zei ik. Het gaf me een lichtelijk gevoel van warmte. Maar ik vond het niet leuk. Ik stopte hem in mn broekzak want wilde geen problemen. De volgende keer krijgt hij een bifiworstje van me, zonder papiertje.

Reacties