vreemde vogels op de route

 Ik zit op m'n bed in m'n slaapzak. Het is half twee 's nachts, er brand een lampje naast me. Er is iets dat ik kwijt moet, en dat gaat over verschrikkelijke mensen. Namelijk, tijdens het wandelen, toen ik gewoon normaal deed kwam ik veel mensen tegemoet. Een vieze kerel met een hond, tegen wie ik vriendelijk gedag zei. Die gozer keek me aan en liep door zonder ook maar iets te zeggen. Alsof die bang voor me was. Een vrouw met een hond even later op de dijk. We liepen een soort van naast elkaar omdat ik haar inhaalde en iets sneller liep. Daarom bleven we even naast elkaar lopen wat niet perse verkeerd was. Ik had niets tegen haar. Maar ik had ook zoiets van godverdomme, mensen. Nu moet ik weer iets sociaals zeggen of zo. Dus ik besloot dat niet te doen. En ik zag haar gezicht. En ze was zo ontzettend boos toen ze omkeek, echt zo'n naargeestige boze blik in mijn richting alsof ik haar net beledigd had of zo. En dat was nog niet de helft van de rest van de mensen, nog veel vreemder werd het. Ik liep over een golfbaan en, wat vreemd is overigens, telkens als ik lange stukken wandel lijk ik uit te komen op golfbanen. Maar dat ter zijde. Er waren daar ook weer van die mensen bezig die me aan zaten te loeren, en ook gewoon echt staren. Gewoon echt, ik zag ze in de verte al mijn richting uitkijken en dat hield een paar seconden aan, iets van vijf seconden. Naja, ik loop door. En daar zijn twee wielrenners. Ze fietsen ook allemaal maar gewoon door. Want ze horen het, ze horen mij 'hoi' zeggen. Maar ze fietsen gewoon door en kijken je aan alsof je gek bent en in een inrichting hoort te zitten. Maar gelukkig zijn mensen mooi. Ze hebben waarschijnlijk niet die liefde gekregen vroeger en ze hebben ook niet meegekregen hoe je sociaal functioneert in bepaalde situaties, een soort normen en waarden. Kunnen zij niks aan doen, zij zijn anders. Bij de boot ook, de veerpont, ook weer zo'n man die dan langs je heen komt, je probeert een beetje oogcontact te krijgen, en dan kijken ze geforceerd vooruit met hun ogen wijd open, alsof die kerel een of ander syndroom had leek het wel. Ik werd er zelfs een beetje eng van. Alsof die een of andere clown was die toch leuk probeerde te zijn maar het eigenlijk niet wilde. Alsof die juist was afgekeurd voor een of ander b-circus. Ik begon bijna te denken dat het aan mij lag allemaal dat mensen zo vreemd waren. Maar na nog eens denken vond ik dat het toch écht aan hun lag. Terug bij de dijk was er weer zo'n vreemd soort contact met iemand. Zo'n bejaarde stelletje op de fiets met helmen op. Dan weet je sowieso al, wanneer mensen in zo'n vreemde bui zijn, dat het foute boel is. Deze speekselloerde me ook weer aan, alsof ze net uit een tandartsverdoving kwam en daar nog last van had; het kwijl liep letterlijk uit haar mond van hoe ver die open stond toen ze me zag lopen. Ze had zojuist een nieuw wereldwonder gezien. Het was ook dit weer. Gesnuisterij, gewoon alsof het onbeleefd was om tegen iemand 'hoi' te zeggen, fietste ze door terwijl ze me aan bleef staren voor enkele seconden, randdebiel. Ik kon het niet helpen om 'raar' te zeggen. Dat heeft ze vast gehoord. Maar goed ook, want ze had een flike beperking in haar zelfreflectie. Ik had echt zin om iemand gewoon volledig op z'n bek te rammen eigenlijk. De volgende vent keek me aan naar m'n voeten. Respectloze kwal. Ik haalde m'n neus op. Maar wat ik bedoelde te zeggen was. Wat ben je toch eigenlijk een mooi mens.

Reacties